TEKST IN HET NEDERLANDS HIERONDER
LE FINANCEMENT DES SOINS DE SANTÉ EN BELGIQUE
La récente (juillet 2018) décision de la Ministre de la Santé, Maggy De Block de « réserver le remboursement des soins psychologiques de première ligne en premier lieu aux adultes âgés de 18 à 64 ans » a suscité quelques remous. « Chaque année, précise-t-elle, quelque 120 000 adultes atteints de troubles mentaux courants pourront compter sur le remboursement de huit consultations maximum avec un psychologue ou orthopédiste clinicien reconnu. » Rappelons encore que 11 € par consultation resteront à charge du patient.
L’objectif de la Brève n°14 de l’Institut pour un Développement Durable n’est pas de commenter cette décision mais de saisir l’occasion pour rappeler comment sont financés les soins de santé en Belgique, notamment pour quantifier la part à charge des patients.
En 2017, les belges ont dépensé au total 43,8 milliards pour leurs soins de santé, soit 10,0% du PIB. Le seuil de 10% a été franchi en 2011 ; depuis lors la part des dépenses de santé est resté juste au-dessus de 10%, avec un maximum de 10,3% en 2014. Attention à l’interprétation de ces évolutions, qui dépendent à la fois des fluctuations économiques, des changements dans les règles et des comportements des acteurs.
La part des dépenses de santé dans le PIB en 2017 est proche de celle observée en Autriche, Danemark, Norvège, aux Pays-Bas et en Suède. En France et en Allemagne cette part est supérieure à 11%.
Il importe de préciser que ces 43,8 milliards comprennent les frais de gestion du système mais également les interventions des assurances facultatives et les paiements directs des ménages. Ceci explique que les prestations de soins de santé (= les dépenses de la sécu) recensées par la comptabilité nationale, 30,1 milliards en 2017, ne représentent « que » 68,7% des dépenses totales de santé recensées par l’OCDE.
On peut décrire l’évolution du financement des soins de santé de deux manières : par type de régime et par type de financement. L’évolution du financement des soins de santé par type de recette, indique – sur la période 2005-2017 – un glissement à la hausse de la part des interventions du budget général dans le financement des soins de santé, les autres recettes voyant leur part baisser. On observe par ailleurs une baisse – entre 2005 et 2017 – de la part des régimes d’assurance facultatifs et des paiements directs des ménages ; ces derniers passent de 17,5% à 16,0% du total des dépenses de soins de santé.
A la baisse, certes, mais il faut apporter trois bémols à ce qui semble être une bonne nouvelle :
- La part à charge des ménages dans leur revenu disponible a aussi baissé depuis 2014 mais 1° elle a augmenté régulièrement entre 2005 et 2013 et 2° l’effort des ménages en 2017 est supérieur à celui de 2005.
- La part de la charge directe des ménages est en Belgique supérieure à ce qu’on observe dans sept pays européens à forte tradition d’état-providence :Allemagne, Danemark, France, Luxembourg, Norvège, Pays-Bas et Suède.
- Enfin, beaucoup de ménages peinent encore à payer leurs dépenses de santé ; en 2013, 8,4% des ménages déclaraient avoir dû postposer des soins de santé pour raisons financières et 25,9% avoir du mal à payer leurs dépenses de santé.
L’Enquête sur le budget des ménages donne une idée des dépenses de santé suivant deux critères : l’âge et les revenus. En ayant en tête qu’il s’agit des dépenses avant remboursement (total ou partiel) éventuel et que ne sont considérés que les ménages ayant recouru à des soins de santé, on constate que la part des dépenses de santé payée par les ménages décroît avec le revenu et croît avec l’âge. Des progrès sont encore à faire en matière d’accessibilité aux soins de santé.
Plus d’informations dans la note jointe.
—————————————————————————————–
HOE ZIJN DE GEZONDHEIDSUITGAVEN IN BELGIË GEFINANCIERD ?
Het recente (juli 2018) beslissing van minister van Volksgezondheid Maggy De Block om « De terugbetaling van psychologische zorgen in eerste instantie voor te behouden aan volwassen van 18 tot en met 64 jaar » heeft tot enige onrust geleid. « Jaarlijks, zegt ze ook, zullen zo’n 120.000 volwassenen met vaak voorkomende psychische aandoeningen tot maximum acht consultaties bij een erkende klinisch psycholoog of orthopedagoog terugbetaald krijgen. » Let op: 11 € per consult blijft voor rekening van de patiënt.
Het doel van Brief nr. 14 van het Instituut voor Duurzame Ontwikkeling is niet om commentaar te geven op deze beslissing, maar om van de gelegenheid gebruik te maken om eraan te herinneren hoe de gezondheidszorgen in België gefinancierd zijn, in het bijzonder om het aandeel te specificeren dat door de patiënten moet worden gedragen.
In 2017 besteedden de Belgen in totaal 43,8 miljard euro aan gezondheidszorgen, of 10,0% van het bbp. De drempel van 10% werd overschreden in 2011; sindsdien is het aandeel van de gezondheidsuitgaven net boven de 10% gebleven, met een maximum van 10,3% in 2014. Er moet aandacht worden besteed aan de interpretatie van deze ontwikkelingen, die afhankelijk zijn van economische schommelingen, veranderingen in de regels en het gedrag van de spelers. Het aandeel van de gezondheidsuitgaven in het bbp in België ligt in 2017 dicht bij dat in Oostenrijk, Denemarken, Nederland, Noorwegen en Zweden. In Frankrijk en Duitsland bedraagt dit aandeel meer dan 11%.
Het is belangrijk op te merken dat deze 43,8 miljard de kosten voor het beheer van het systeem omvatten, maar ook facultatieve verzekeringsinterventies en rechtstreekse betalingen van huishoudens. Dit verklaart waarom de Sociale uitkeringen voor geneeskundige verzorging (= socialezekerheidsuitgaven) die in de nationale rekeningen zijn geregistreerd, 30,1 miljard in 2017, « slechts » 68,7% uitmaken van de totale gezondheidsuitgaven die door de OESO zijn geregistreerd.
De evolutie van de financiering van de gezondheidszorgen kan op twee manieren beschreven worden: per soort en per type financiering. De trend in de financiering van de gezondheidszorgen per soort ontvangsten wijst – over de periode 2005-2017 – op een opwaartse verschuiving van het aandeel van de transferten uit de algemene begroting in de financiering van de gezondheidszorgen, waarbij andere ontvangsten hun aandeel zien dalen. Tussen 2005 en 2017 is er ook een daling van het aandeel van vrijwillige verzekerings stelsels en rechtstreekse betalingen aan huishoudens, die van 17,5% tot 16,0% van de totale uitgaven voor gezondheidszorgen dalen.
Op de daling, zeker, maar het is noodzakelijk om hier drie opmerkingen te brengen aan wat lijkt te zijn goed nieuws:
- Het aandeel van de huishoudens in hun beschikbaar inkomen is sinds 2014 eveneens gedaald, maar 1° tussen 2005 en 2013 is het gestaag gestegen en 2° de inspanningen van de huishoudens zijn in 2017 groter dan in 2005.
- Het aandeel van de directe last van huishoudens in België is hoger dan in zeven Europese landen met een sterke welvaartsstaattraditie: Denemarken, Frankrijk, Duitsland, Luxemburg, Nederland, Noorwegen en Zweden.
- Ten slotte hebben veel huishoudens het nog steeds moeilijk om hun gezondheidsuitgaven te betalen; in 2013 meldde 8,4% van de huishoudens dat ze de gezondheidszorgenenen om financiële redenen moesten uitstellen en 25,9% had moeite om hun gezondheidsuitgaven te betalen.
Het Huishoudbudgetonderzoek 2012-2014-2016 geeft een idee van de gezondheidsuitgaven gedragen door de huishoudens volgens twee criteria : leeftijd en inkomen. Rekening houdend met het feit dat het hier gaat om eventuele uitgaven vóór vergoeding (geheel of gedeeltelijk) en dat alleen huishoudens die gebruik hebben gemaakt van gezondheidszorgenenen in aanmerking worden genomen, kan worden vastgesteld dat het aandeel van de door huishoudens betaalde gezondheidszorgenenenuitgaven afneemt met het inkomen en toeneemt met de leeftijd. Er moet nog vooruitgang worden geboekt op het gebied van de toegankelijkheid van de gezondheidszorgen.
Meer informatie is te vinden in de bijgevoegde nota.